Door Harriet Bergman, oorspronkelijk gepubliceerd op 25 november via Hard//hoofd.
Politie die na hardhandig optreden in dialoog wil gaan met slachtoffers. Harriet Bergman gelooft er niks van. Zij ziet het politiegeweld tijdens de Woonopstand in Rotterdam als een nodeloze provocatie die de sloop van de Tweebosbuurt overschaduwt.
Ik deed mee aan de Woonopstand in Rotterdam. Omdat ik verhalen had gehoord over de sloop van de Tweebosbuurt, omdat ik wel eens bij de flits-acties van Niet Te Koop was en omdat ik denk dat huisvesting een recht is, en dat rechten niet voorbehouden zijn aan rijke mensen. Hoewel ik overtuigd ben dat verschillende sociale en ecologische strijden met elkaar samenhangen, had ik gedacht dat zondag 17 oktober een welkome afleiding zou zijn van mijn huidige onderzoek naar klimaatrechtvaardigheid, verandering, en geweld.
Dat bleek niet zo.
De sloopkogel door een sociale huurwoning is geweld. Iemand met parkinson de trap op laten lopen omdat de benedenwoningen verkocht zijn is geweld. Uit je sociale netwerk losgetrokken worden omdat je de stad uit moet verhuizen is geweld. Kiezen tussen voedsel of huur is geweld. En gegijzeld worden op een brug, zonder uitleg, niet weg kunnen, en eindigen met een knuppel, bovenhands, op mijn kaak, is geweld.
De politie begon als reactie in het wilde weg te slaan
Ik liep tijdens de demonstratie in de buurt van anarchisten, een groot deel van hen was al gefouilleerd, maar hun zwarte hoodies en verdachte piercings hadden een effect op de politie dat normaal alleen gebeurt wanneer ze etnisch profileren. “Er zou iets kunnen gebeuren,” was de verklaring waarom er opeens een politielijn om mij en mijn vrienden heen stond. Af en toe liep een stille met een activistische sticker dreigend door de groep. Het was volstrekt onduidelijk wat er ging gebeuren en waarom we vastgehouden werden. Een groepje PvdA-jongeren wilde de anarchisten achter laten en doorlopen, andere partijen als Splinter maakten zich snel uit de voeten.
Even dacht ik dat we achtergelaten zouden worden, maar toen braken mededemonstranten door de politielinie met een huisje op wielen om ons te bevrijden. De politie begon als reactie in het wilde weg te slaan.
In het gemeenteraadsdebat van de vergadering Commissie Veiligheid en Bestuur noemde mede-organisator van de Woonopstand en Tweebosser Mustapha Eaisaouiyen de politieknuppel die ook mij raakte “excessief, absurd en verwerpelijk.” Net als veel andere insprekers riep hij op tot gedegen, onafhankelijk en extern onderzoek naar het optreden van de politie.
Je kunt niet zomaar ingrijpen omdat er “iets kan gebeuren”
Dat komt er niet. In plaats daarvan krijgen we een dialoog. Een gevleugelde uitspraak in de woonstrijd is natuurlijk “in gelul kan je niet wonen.” Op diezelfde manier is een gesprek met degenen die ons wegknuppelden geen vervanging van een feitenrelaas en excuses. Dialoog ontslaat je niet van verantwoordelijkheid en verbetering. Het gaat me niet om wederzijds begrip, het gaat me erom dat de politieagent die bovenhands op mijn gezicht sloeg waardoor ik een dag lang moeite had met eten, gestraft wordt. Het gaat me erom dat er niet meer bovenhands geslagen wordt. Het gaat me erom dat ik niet per definitie verdacht ben als ik in het zwart loop, of toevallig te dicht naast iemand loop die in het zwart gekleed is.
En als we toch bezig zijn: het gaat me erom dat er niet zomaar ingegrepen wordt omdat er “iets kan gebeuren”, maar dat er vanuit wordt gegaan dat men onschuldig is, tenzij anders bewezen. Dan kunnen we ons namelijk richten op geweld van neoliberaal afbraakbeleid, van huisjesmelkers boven bijstandsmoeders, van winst boven mensen.
Eaisaouiyens inspraakmoment was ontzettend krachtig en ontroerend. Hij had het ook liever willen hebben over andere dingen – het “had vandaag moeten gaan over de wooncrisis die door dit college wordt verergerd.” Maar zijn conclusie was: geef niet op. We zijn strijdbaar, en nu des te meer.